Verdreven, maar niet zonder naam

Handelingen 11: 26b: Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.

Verdreven, maar niet zonder naam

De twee kerktorens van Benschop in het dorp waar ik woon: robuust prijken ze daar vanuit de polder als toonbeeld van het christendom door de eeuwen heen. Een hele geschiedenis hebben ze doorgemaakt, maar inmiddels staan ze net als de kerkgebouwen in Capelle aan den IJssel en in de hele wereld al meer dan een jaar grotendeels leeg. Door het virus zijn we verdreven van onze bekende ontmoetingsplaats en blijven we zoveel mogelijk thuis of komen we enkel met een klein gezelschap bij elkaar; zelfs nu na een jaar en zelfs met versoepelingen. Gelukkig betekenen de lege gebouwen niet dat er geen christenen meer zijn. Ook aan deze tijd kunnen wij een waardevolle invulling leveren. We kunnen hierbij leren van de verdreven leerlingen zoals we lezen in Handelingen 11:

  1. Vanuit je afkomst neem je het geleerde mee.

In de eerste tien hoofdstukken van het boek Handelingen lezen we over het ontstaan van de gemeente in Jeruzalem. Tegelijk zien we ook tegenstand opkomen en na de dood van Stefanus is het niet meer veilig in Jeruzalem en verspreidt de gemeente zich over Judea en Samaria (8:1) en daarna nog verder richting het noorden naar Fenicië (Libanon), Cyprus en de wereldstad Antiochië in Syrië (11:19). Wat ze leerden in Jeruzalem vindt een plek in Antiochië. Wat wij geleerd hebben in ons leven krijgt een plek in onze omgeving nu; ook al is die zo klein als onze huiskamer.

 

  1. Iedereen kan verschil maken in het leven van een ander (vers 20).

Als we verder lezen dan zien we dat in Antiochië ook de Griekse bevolking bekend gemaakt werd met het Goede nieuws van de Heer Jezus. Antiochië is op dat moment een wereldstad en een knooppunt van verkeer en handel waar een grote Joodse kolonie was.                                                                                                                       Opvallend is dat er geen namen genoemd worden van degenen die dit deden. We weten enkel dat het enkele Cyprioten en Cyreneeërs waren. Blijkbaar doet het er ook niet toe wie het doet. Iedereen kan een verschil maken en van betekenis zijn: jij, u en ik.

 

  1. Ondersteuning bij de geloofsoverdracht geeft hoop (vers 21)

Blijkbaar is het zo dat als er keuzes gemaakt worden die God bevallen dat Hij met ons meewerkt. Hij weet het of wij Jezus liefhebben en Hem trouw willen blijven en of wij een ander gunnen wat we zelf ontvangen hebben. Ook als wij op wegen terecht komen die we niet zelf verzonnen hebben hoeven we het niet alleen te doen. Hij is er altijd bij in ons leven.

 

  1. Standvastig zijn en trouw blijven (vers 23)

Blijkbaar bestaat de neiging om na verloop van tijd te versloffen: het is niet vanzelfsprekend om toegewijd te blijven in het navolgen van Jezus, ook bij deze mensen. Er bestaat altijd een gevaar dat we onze kracht weer zoeken in het oude en vertrouwde of dat we het zoeken buiten Christus om. Daarom is het belangrijk om voor ogen te houden waar het om gaat in het leven. Hou vol: wees dienstbaar aan Hem en aan elkaar.

 

  1. Christen genoemd (vers 26)

Vanaf dit moment worden alle gelovigen: ‘de heiligen, de leerlingen, de broeders’ christenen genoemd. Het maakt niet uit of ze van oorsprong Jood of Griek zijn. Blijkbaar kan iedereen een volgeling van Christus zijn en van betekenis voor de eigen omgeving! En die is dichtbij: je huisgenoten, je buren, je familie, een alleenstaande….De kerk, een christen dat zijn wij: waar en wie je ook bent. Maak je je naam waar?